Ode aan studenten (Patricia Konings)
‘Is dit niet wat men ‘een luddiet’ noemt?’, merkt iemand op wanneer ik tijdens een gesprek aan tafel vertel over het opiniestuk van Giorgio Agamben, waarnaar in een vorig blogbericht (20 juli 20) verwezen wordt. Zoals de inleidende tekst beschrijft, klaagt Agamben in zijn opiniestuk ‘wat hij het ‘technologische barbarisme’ en de ‘nieuwe dictatuur van de telematica (telecommunicatie en informatica, dataverbindingen en computernetwerken)’ noemt aan, en luidt hij de alarmbel over het verloren gaan van het ‘student zijn als levensvorm’.
De term ‘luddiet’ verwijst naar de aanhangers van het luddisme, een sociale beweging die begin 19e eeuw ontstond in Engeland als verzet tegen de technologische ontwikkelingen teweeggebracht door de industriële revolutie. Luddieten waren vooral boeren en ambachtslieden die hun werk (en dus hun broodwinning) bedreigd zagen door de opkomst van machines en fabrieken. De oorsprong van de term ‘luddisme’ is onzeker, maar vermoed wordt dat deze afgeleid is van de naam Ned Ludd, een wever die in 1779 twee industriële weefgetouwen zou hebben vernield. Wat hiervan historisch is en wat folklore, laat ik aan de kenners. Belangrijk is dat de term ‘luddisme’ of ‘neo-luddisme’ vandaag nog steeds bestaat en gebruikt wordt om te verwijzen naar een filosofie die zich verzet tegen allerhande vormen van moderne technologie.
In zijn opiniestuk werpt Agamben zich op als een moderne luddiet, of neo-luddiet, door zich expliciet af te keren van de door de coronacrisis in versneld tempo doorgedreven digitalisering van het academisch onderwijs. Noch ik noch mijn gesprekspartners, waaronder studenten, kunnen zich echter vinden in deze visie. Laat staan in de vergelijking die Agamben maakt tussen professoren die kiezen voor online lesgeven en de Italiaanse academici die in 1931 trouw zwoeren aan het fascisme.
De coronacrisis van de voorbije maanden heeft de wereld behoorlijk dooreengeschud. Van de ene dag op de andere vielen vele gekende structuren weg en werden we als mens en als samenleving voor een enorme uitdaging geplaatst. Ook het onderwijs deelde in de klappen. Samenzitten in aula’s en klaslokalen was immers plots onmogelijk geworden. Mocht het virus enkele decennia eerder zijn opgedoken, dan was het academiejaar wellicht stilgelegd in maart en zou men er vandaag naar verwijzen als een verloren jaar.
Dat 2019-2020 geen verloren academiejaar is en dat vele studenten hun lessenpakket en examens hebben kunnen afronden, hebben we te danken aan de succesvolle combinatie van technologie, menselijke creativiteit en flexibiliteit. Het academisch personeel heeft de voorbije maanden enorme inspanningen geleverd. Met vereende krachten en gebruikmakend van moderne technologieën zijn zij erin geslaagd op zeer korte termijn in te spelen op de nieuwe omstandigheden, en het academisch leven zo goed en zo kwaad als het kon te laten doorlopen. Deze ongeziene krachtinspanning verdient m.i. geen misprijzen zoals de woorden van Agamben laten weerklinken, wel respect en bewondering.
Ook de pessimistische visie van Agamben wat betreft het verdwijnen van ‘het student zijn als levensvorm’ deel ik niet. De wereld rondom ons bewijst het tegendeel. Onze studenten in huis zijn het levende voorbeeld dat ook in tijden van corona student zijn niet beperkt hoeft te blijven tot enkel en alleen online les volgen.
Een mooi voorbeeld is het Promys 2020 Bridge Program, een online zomerschool waaraan onze jongste zoon momenteel deelneemt als begeleider. Promys werd opgericht in 1989 aan Boston University en kent sinds enkele jaren een Europese afgeleide (Promys Europe) in Oxford. Een Aziatische afgeleide, Promys India, met als thuisbasis Ashoka University in Sonepat, Haryana (in de omgeving van New Delhi) werd recent toegevoegd aan de lijst. Jaarlijks brengen deze zomerscholen leerlingen met een passie voor wiskunde uit de laatste jaren van het middelbaar samen om zich zes weken lang te laten onderdompelen in de wondere wereld van de getaltheorie. Hun begeleiders zijn universiteitsstudenten, de lesgevers universiteitsprofessoren.
Groot was de teleurstelling bij studenten, begeleiders en lesgevers toen enkele maanden geleden duidelijk werd dat noch de Amerikaanse, noch de Europese, noch de Indiase zomerschool zou kunnen doorgaan. Evenredig echter was de vreugde toen kort daarop beslist werd een online versie te organiseren: één programma weliswaar voor Boston, Oxford en India, onder de veelzeggende noemer ‘Bridge Program’. In enkele weken tijd werd door lesgevers en vooral begeleiders een online platform opgezet om dit unieke experiment mogelijk te maken.
Begin juli werd het startschot gegeven. Gedurende zes weken, zeven dagen op zeven en bijna 24 uur op 24 – men moet immers rekening houden met vier verschillende tijdzones – ontmoeten een honderdtal studenten, begeleiders en lesgevers vanuit de hele wereld elkaar digitaal. Naast de formele activiteiten zoals lessen, seminaries, groepswerken en het verbeteren en bespreken van individuele taken, worden ook tal van informele activiteiten georganiseerd. Een spelletjesavond, een filmavond met nabespreking of gewoon een informeel gesprek in een van de digitale chatrooms, allemaal behoort het tot de mogelijkheden.
Dat het anders is dan de live versie, zal niemand ontkennen. Dat de meeste deelnemers, als het had gekund, op dit moment liever in Boston, Oxford of Sonepat hadden gezeten, lijdt geen twijfel. Dat iedereen hoopt in 2021 opnieuw te kunnen deelnemen aan een Promys zomerschool on campus, staat vast. Maar ook het feit dat dit online programma een prachtig alternatief is voor wat enkele maanden geleden nog een saaie en lege zomer leek te worden, staat buiten kijf.
Deze jongeren omarmen de nieuwe vormen van technologie als een middel om het student zijn ten volle te beleven. Voor hen is het computerscherm geen gevangenismuur, wel een venster op de wereld. Net zoals vóór de digitalisering ontmoeten ze elkaar in en buiten de (digitale) aula. Ze staan voortdurend met elkaar in contact, stimuleren elkaar, delen hun interesses en bevindingen in kleine studiegroepen enz. Dat er nieuwe vriendschappen uit voortvloeien, is evident.
Wie beweert dat fysieke aanwezigheid een basisvereiste is voor échte contacten en vriendschappen, vergeet de talrijke ‘literaire’ vriendschappen in intellectuele kringen uit het verleden. Ook Erasmus en Thomas More onderhielden hun jarenlange vriendschap voornamelijk per brief.
Initiatieven als het Bridge Program van Promys stemmen me hoopvol als het gaat over de toekomst van het student zijn. Duidelijk is dat er meer nodig is dan een virus of voortschrijdende technologie om te raken aan de kern van het student zijn. De digitalisering die al langer dan vandaag aan een opmars bezig is, is voor de meeste jongeren geen probleem. Integendeel, de mogelijkheden die de hedendaagse technologie biedt, beschouwen zij als een verbreding en verrijking van hun leefwereld. Ze bewegen zich even vlot op een online platform als zaten ze in een aula of op café. Hun creativiteit wordt er niet door aangetast, laat staan hun enthousiasme.
Dat op dit moment nog niet alle studenten en academici mee zijn met de nieuwe ontwikkelingen, is heel begrijpelijk. Het proces is ingrijpend en vraagt tijd. Openheid van geest en de bereidheid om outside the box te durven denken zijn een basisvoorwaarde. Er zullen ongetwijfeld hindernissen opduiken. Maar niets belet dat ik en vele anderen er alle vertrouwen in hebben dat ‘het student zijn als levensvorm’ in de toekomst zal overleven zonder in te boeten aan eigenheid, ook wanneer zijn biotoop drastisch verandert.
Patricia Konings
28 juli 2020